Betekenis 'prutser'
[ˈprʏtsər]
Zelfstandig naamwoord (de; m/v; meervoud: prutsers)
Iemand die onhandig, onbeholpen of zonder succes iets probeert te doen;
knoeier, stuntelaar.
Voorbeelden:
– "Die prutser heeft de hele motor verprutst."
– "We laten die prutsers toch niet onze website bouwen?"
Oorsprong:
Afgeleid van het werkwoord prutsen, dat ‘onhandig werken’ of ‘knoeien’ betekent.